vrijdag 26 april 2013

M.J. Paul, G van den Brink, J.C. Bette (red.), Jeremia en Klaagliederen [SBOT 10]


De Bijbelboeken Jeremia en Klaagliederen behoren zeker niet tot de meest gelezen boeken van de Bijbel. Het Troostboek (Jer. 30-33) wordt nog wel eens bepreekt, maar het valt te vrezen dat van het overige grote delen nauwelijks gelezen worden. Dit zou wel eens te maken kunnen hebben met de boodschap van Jeremia. Een boodschap waar wij als moderne mens steeds minder mee lijken te kunnen. We kunnen het ons afvragen: Wat is de relevantie voor vandaag van lange profetieën van Jeremia tegen volken die vandaag de dag allang niet meer bestaan? Wat kunnen we vandaag nog doen met de klacht van Klaagliederen? Laten deze profetieën niet een kant van God zien die vandaag de dag niet meer verkoopbaar is? Die van een toornende God die de zonden straft, die bekering eist en die Israël in de ballingschap leidt wanneer bekering uitblijft. Ook voor de klacht van Klaagliederen lijkt steeds minder ruimte. De auteurs van de Studiebijbel constateren het: er is in het pastoraat vaak zo weinig ruimte voor de klacht, even je verdriet uiten en dan weer verder leven.

Actueel
Het tiende deel in de serie Studiebijbel Oude Testament over Jeremia en Klaagliederen toont aan dat het links laten liggen van deze boeken geheel onterecht is. Het commentaar laat zien dat de boodschap van Jeremia er een is van oordeel, van God die rechtvaardig is en de zonde serieus neemt. Iets wat we niet mogen vergeten. Maar het is ook een boek waarin de trouw van God naar voren komt. Door het oordeel en de crisis heen blijft God de getrouwe. Er is hoop op herstel; hoop op een leven na de ballingschap; verwachting van een rest die terugkeert. Hoewel het historisch gezien misschien ver van ons afstaat zijn Jeremia en Klaagliederen wel degelijk relevant. Klaagliederen leert dat er ruimte is voor de klacht, ook in het pastoraat. Het leven en de profetie van Jeremia bestond voor een groot deel uit lijden. Maar, door alle donkerte heen klinkt de boodschap van hoop en uitzicht. Beide elementen van oordeel en genade, van lijden en hoop, worden in dit commentaar op evenwichtige wijze naar voren gebracht.

Orthodoxe insteek
Het Bijbelcommentaar verscheen onder redactie van M.J. Paul, G. van den Brink en J.C. Bette. Het is het tiende deel in een twaalfdelige serie, waarvan het voorgaande deel over Hooglied en Jesaja nog maar onlangs is verschenen. Voor wie bekend is met de serie Studiebijbel Oude Testament is de opzet bekend. Op de linkerpagina de Hebreeuwse tekst met daaronder de transliteratie en een woordelijke vertaling. In de kantlijn staan enkele Nederlandse vertalingen afgedrukt. Op de rechterpagina vinden we een doorlopende toelichting op de tekst waarin per perikoop de tekst van commentaar en achtergronden wordt voorzien. Een uitgebreid notenapparaat gaat met name in op tekstuele aspecten van het Hebreeuws. Vooraf vinden we enkele uitgebreide artikelen waarin alle inleidingsvragen worden besproken. Zoals we van deze serie gewend zijn wordt er gekozen voor een Bijbelgetrouwe en orthodoxe insteek. De auteurs zien het boek Jeremia als één geheel en gaan uit van het oorspronkelijke auteurschap van Jeremia, dit in tegenstelling tot veel recente commentaren. Ook opvallend ten opzichte van veel andere commentaren is dat men, in navolging van Lundbom en Fischer, uitgaat van de langere Hebreeuwse tekst. Dit in tegenstelling tot de lange tijd populaire visie waarin de veel kortere Griekse tekst als de oorspronkelijke wordt gezien. In enkele uitgebreide inleidende artikelen lichten de auteurs de hier gemaakte keuzes toe. Mijns inziens gebeurt dit op overtuigende wijze. Tegelijk geeft het inzicht in de lastige vragen die hier liggen voor wat betreft met name de opbouw van het boek. Wat betreft Klaagliederen stellen de auteurs dat het niet met zekerheid valt vast te stellen wie de auteur is, maar het niet uitgesloten is dat Jeremia het boek geschreven heeft.

De excursen
Achterin vinden we, zoals we van de serie gewend zijn, een aantal excursen. Dit zijn artikelen waarin dieper ingegaan wordt op een bepaald thema tegen de achtergrond van het gehele Oude Testament. Juist de excursen bieden vaak een grote toegevoegde waarde en het is dan ook jammer dat er in deze uitgave slechts vier te vinden zijn. Eerdere delen in de serie bevatten soms wel tien of twaalf excursen. Misschien dat de snelle publicatie hierin heeft meegespeeld. Het excurs over het nieuwe verbond overtuigt niet echt. Één artikel van zestien pagina's blijkt toch te weinig om de brede en al veel besproken thematiek nog eens vernieuwend naar voren te brengen. Het belangrijke punt dat gemaakt wordt is dat de doop niet in plaats van de besnijdenis is gekomen, maar de doop erbij is gekomen. Van de andere excursen gaat er één in op de rouwgebruiken uit het Oude Testament, een ander op de kenmerken van ware en valse profetie en de laatste gaat in op de rol en plaats van de Egyptenaren in het Oude Testament. Deze thematische studies zijn uiterst boeiend om te lezen. Het zou mooi zijn wanneer deze in de toekomst nog eens gebundeld uitgegeven zouden worden.

Tenslotte
Het is opvallend dat er voor de delen over het Oude Testament uit de Studiebijbel-serie minder belangstelling is dan de Nieuw Testamentische delen. Dit heeft in ieder geval niet te maken met de kwaliteit van deze delen. Voor de tiende maal hebben de redacteuren met deze uitgave een bijzondere prestatie geleverd. Lastige profetieën van lang geleden met een boodschap die ons misschien niet direct aanstaat worden dankzij deze delen verassend toegankelijk. Het leert ons wel iets over de mindere belangstelling voor het Oude Testament ten opzichte van het Nieuwe Testament in christelijk Nederland. Dit is erg jammer. De Studiebijbel Oude Testament biedt hier een belangrijk tegenwicht tegen en verdient alleen daarom al onze aanbeveling.

M.J. Paul, G van den Brink, J.C. Bette (red.), Jeremia en Klaagliederen [SBOT 10], Centrum voor Bijbelonderzoek, Veenendaal, 881 blz., € 65,00.

dinsdag 2 april 2013

Karl Barth, De brief aan de Romeinen


Het is 86 jaar na de beroemde tweede druk van 'Der Römerbrief' dat uitgeverij Boom zich opnieuw aan een volledige uitgave waagt. En hoe. Een schitterend uitgegeven boek – twee leeslinten, een stofomslag, een heldere bladspiegel, twee gedegen inleidingen, alle voorwoorden van Barth op een rij en een zeer goed notenapparaat. Bovendien is de vertaling van zodanige kwaliteit dat deze Nederlandse editie je weet mee te nemen in het betoog van begin tot eind.

Wat voor een boek is de Romeinenbrief? Een niet makkelijk te beantwoorden vraag. In eerste instantie zou je denken aan een commentaar. De Bijbelverzen worden weergegeven met daarop een toelichting en uitleg van Barth. Maar wanneer we dit geschrift zo benaderen overvragen we het én doen we het tekort. Wie uitleg zoekt bij bepaalde teksten zal teleurgesteld uit kunnen komen omdat Barth geregeld dingen overslaat of nauwelijks benoemt. Dat geeft ook niet. De Römerbrief is namelijk veel meer dan een commentaar. Het is een betoog, een aanval, schreeuw van iemand die wil wakker schudden. Pagina na pagina weet Barth de lezer te prikkelen en daardoor te boeien. Hij weet zichzelf een profeet, die aan de hand van Romeinen de lezer en de ganse kerk wil wakker schudden voor een groot gevaar: God van Zijn Godheid ontdoen. Wanneer we het boek willen samenvatten is dat misschien het best weer te geven met de eenvoudige zin: God is God, de mens is mens.

Maar hoe eenvoudig ook gezegd, in 1922 sloeg dit – om het barthiaans uit te drukken – in als een krater. In een wereld waarin door de liberale theologie God steeds meer werd gegoten in de aanvaardbare mallen van onze werkelijkheid gaat Barth hier radicaal tegen in. De mens is mens. Er is een oneindig kwalitatief verschil tussen God en mens, tussen eeuwigheid en tijd. Er is niets wat deze afstand kan overbruggen, dan God zelf. Alleen wanneer Hij het initiatief neemt is er sprake van openbaring. En dat is in eerste instantie niet positief. Wanneer God Zich aan mensen openbaart, kan dat alleen maar oordeel betekenen. Dan moet God de mens opheffen, Hij moet hem doen verdwijnen. Maar, en daar ligt het geheim voor Barth, juist zó kan hij de mens opheffen omhoog. Ons ontbreekt elke vorm van juist geloof. '[H]et 'nee' dat op ons afkomt is het 'nee' van God. (…) Maar wat ons ontbreekt, is ook wat ons helpt. Juist omdat Gods 'nee' totaal is, is het ook Zijn ja! Zo geeft Gods kracht ons perspectief, een doorgang, een hoop' (13). Dit is voor Barth het ware geloof. Het geloof waarin alle religie van de mens verdwijnt, dat wordt opgeheven in het nee van God, en zo kan Hij de mens opheffen tot God, het goddelijk ja. Elk ander geloof is religie, en daarmee on-Bijbels. Dit ware geloof is 'de religie van Psalm 39, de religie van Job, Luther en Kierkegaard, de religie van Paulus' (236).

We waren tijdens het lezen benieuwd naar hoe Barth om zou gaan met de beroemde verzen uit Romeinen 1:18-21 over de ingeschapen godskennis. Is er dan geen enkele aanleiding voor natuurlijke theologie? Barth legt deze verzen precies omgekeerd uit. Inderdaad, in de wereld om ons heen zien we allerlei tekenen dat God er is. Maar niet zoals het meestal wordt uitgelegd, bijvoorbeeld aan de schitterende bergen in Zwitserland. Nee, in de wereld om ons heen zien we alle tekenen van Gods 'nee' over deze wereld. Juist in de slechtheid van de mensen zien we iets van Gods 'nee'. En ergens voel je met Barth mee, zeker wanneer je bedenkt dat hij leefde in het Duitsland wat bezig was een demonische macht te ontwikkelen. Een macht waar Barth zich altijd tegen heeft verzet, in tegenstelling tot het gros van de Duitse christenheid. Duidelijk is wel dat hij hier afwijkt van de Nederlandse Geloofsbelijdenis, artikel 2 (zie recensie dr. A.J. Kunz, Als een prachtig boek).

Wat de uitgave al doet vermoeden, wordt door de inhoud bevestigd. Een zeer indrukwekkend boek. Het keert zich radicaal tegen elke vorm van gladjes geloven. Geloven moet door de crisis heen, de crisis van het kruis op Golgotha. Zo alleen kan God God blijven. Daar klinkt Zijn 'nee' over de schepping. Daar heft hij de wereld op. En zo klinkt Zijn 'ja', en kan Hij de wereld opheffen omhoog. Dit geschrift laat zien dat God niet zomaar ons 'vriendje' is, maar wijst ons onze plek aan. Tegelijk roept dit geschrift vragen op. Kleine vragen, waarom Barth bijvoorbeeld de woorden 'geloof' en 'trouw' beiden gebruikt in zijn vertaling van Romeinen. In het Grieks staat beide keren hetzelfde woord pistos. Hoewel hij in een van de voorwoorden op die kritiek ingaat overtuigt dit toch niet. Een grotere vraag is de vraag naar het goddelijk 'ja'. Hoe ver reikt dit? Zo passief als de mens staat in de afstand tussen God en mens, zo passief staat de mensheid ook in het zalig worden. En verliest Barth hiermee nu niet juist de radicaliteit van het christelijk geloof. Hoe indrukwekkend het soms ook is, de gereformeerde belijdenis spreekt anders over de persoonlijkheid van het heil. In confrontatie met de evangelische beweging is de hernieuwde aandacht voor Barth goed te begrijpen. Maar beter kan men dan verder terug gaan naar de bronnen van het gereformeerd belijden. Daarom sluiten we deze recensie graag af met de slotwoorden uit een artikel van prof. Marc. J. de Vries over Barth in de Waarheidsvriend van 31 januari 2013. Hij vergelijkt daarin Calvijn met Barth: 'Sommigen vergelijken Barth wel met Calvijn, die eveneens niet moe werd om op Gods grootheid en majesteit te wijzen. Die naam roept tevens de vraag op of een ‘Barth-revival’ in gereformeerde kring wel nodig is. Heeft Calvijn alle noties in de theologie van Barth waarmee we van harte kunnen instemmen niet op even indrukwekkende wijze verwoord? En ontbreken bij hem niet al die on-gereformeerde elementen die we bij Barth aantreffen? Barth is zonder twijfel een groot theoloog geweest, maar voor een gereformeerd belijder zal de Institutie toch hoger scoren dan de Kirchliche Dogmatik. Een gereformeerd theoloog is Barth ook naderhand niet te noemen. Een knap theoloog zeker wel.'

Karl Barth, De brief aan de Romeinen, Boom, Amsterdam, 682 blz., € 69,90.